Een mandoline bestaat uit een klankkast (body), klankgaten (f-holes), hals (neck), snaren (strings), kop (head), stemmechanieken (tuning pegs), topkam (nut), brugkam (bridge), toets (fretboard), staartstuk (tailpiece), scroll, halspen, zangbalkjes en eventueel een bevestiging van een draagband.
- De klankkast zorgt ervoor dat het geluid van de trillende snaar wordt versterkt.
- Het klankgat zorgt ervoor dat de lucht in de klankkast naar buiten kan worden verplaatst.
- De hals is het bespeelbare gedeelte van de mandoline, hierop zitten de toets en fretten bevestigd.
- De snaren gaan trillen bij het aanslaan van de gitaar en zorgen zo voor een hoorbaar geluid.
- De kop zorgt ervoor dat de top(kam) op zijn plek blijft zitten en is voorzien van stemmechanieken.
- De stemmechanieken zorgen er voor dat de mandoline gestemd kan worden, of dat de snaren vervangen kunnen worden.
- De topkam zorgt ervoor dat de snaren op zijn plek blijven liggen.
- De brugkam zorgt ervoor dat de trillingen van de snaren worden overgebracht naar het bovenblad van de klankkast.
- De toets is het gedeelte tussen de frets dat met de vingers wordt ingedrukt om van noot te wisselen.
- De frets zijn de metalen strips tussen de toets die er voor zorgen dat een snaar tijdelijk ‘korter’ gemaakt kan worden zodat er een andere toon te horen is.
- De halspen is een pen in de hals die vaak van staal is gemaakt, de pen zorgt ervoor dat de hals niet kromtrekt door de gespannen snaren. Vaak is het ook mogelijk om je gitaar af te stellen met de halspen, als je hier geen ervaring mee hebt wordt aangeraden om dit niet zelf te doen.
- De zangbalkjes zorgen ervoor dat het bovenblad wordt verstevigd zodat het niet krom trekt en ze zorgen er voor dat te trillingen goed worden verdeeld over het bovenblad.
Reacties